Category : Blog

Blog Sub Title

Category Archives: Blog

Een kind van 12 mag zelf beslissen waar het gaat wonen: waar of niet waar?

Het is niet op een hand te tellen, zo vaak hoor ik het: mijn kind is 12, dus nu mag hij (of zij) zelf beslissen waar hij gaat wonen. Vaak is vader of moeder er volledig van overtuigd, maar in de praktijk werkt het niet zo. Met een voorbeeld leg ik uit hoe het wel werkt.

Tegenover mij zit Johan, vader van twee kinderen. Zijn ex-vrouw Thecla heeft een nieuwe vriend, van wie zij in verwachting is. Ze wil gaan samenwonen met haar vriend en daarbij de kinderen meenemen van Oosterwolde naar Zutphen. Dat ligt maar liefst 120 kilometer verderop! Volgens Thecla kan haar vriend niet naar Oosterwolde verhuizen vanwege zijn werk.

Eerder hebben Johan en Thecla samen overleg gehad, maar Johan is het niet eens met de verhuizing. Hij geeft geen toestemming en die heeft Thecla wel nodig. Daarom heeft Thecla een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank. In dit verzoekschrift vraagt Thecla de rechtbank om ‘vervangende toestemming’ te geven voor de verhuizing. De toestemming van de rechtbank komt dan in de plaats van de toestemming van Johan. Toestemming van Johan is nodig omdat hij en Thecla samen met gezag over de kinderen hebben (hier kun je meer lezen over gezag).

Samen met Johan bespreek ik het verzoekschrift. Hij maakt zich grote zorgen. Johan heeft een hele goede band met de kinderen, twee jongens van 11 en 13 jaar oud. Ze wonen bij Thecla, in hetzelfde dorp. Een keer in de twee weken zijn ze het weekend bij Johan en door de week ook af en toe, als Thecla moet werken. Verder fietsen de jongens regelmatig even bij hem langs, de jongste zelfs elke dag. Johan moet er niet aan denken dat hij dat straks moet missen.

Wat de kinderen ervan vinden

Ook Johan denkt dat zijn oudste zoon Quinten zelf mag beslissen waar hij gaat wonen. Hij is immers al 13. Ik leg Johan uit dat Quinten de rechtbank mag laten weten wat hij graag wil. Hij kan hierover een brief sturen naar de rechter of langskomen voor een gesprek. Maar de mening van Quinten is slechts een van de factoren* waarmee de rechtbank rekening houdt. Uiteindelijk neemt de rechtbank een beslissing die zij ‘in het belang van het kind wenselijk vindt’. Andere belangen kunnen zelfs nog zwaarder wegen. *zie hieronder voor een lijst van de factoren waarmee een rechter rekening houdt in dit soort gevallen

Quinten schrijft een brief aan de rechter. Een maand later belt hij zelf met de rechtbank en vraagt of hij nog voor een gesprek mag komen. Dat mag. Er kan geen twijfel over bestaan: Quinten wil in Oosterwolde blijven wonen en legt de rechter precies uit waarom. Het gesprek tussen Quinten en de rechter is vertrouwelijk. Johan en Thecla weten daarom niet precies wat Quinten met de rechter heeft besproken. Alleen de globale uitkomst van het gesprek wordt duidelijk.

Hoe het afloopt met de zaak van Johan en Thecla

Benieuwd hoe het afloopt met deze zaak? Thecla krijgt geen toestemming om met de kinderen te verhuizen. Sterker nog: als ze wel verhuist gaan de kinderen bij Johan wonen. De rechtbank heeft o.a. de volgende omstandigheden meegewogen bij het nemen van deze beslissing: Thecla heeft niet genoeg duidelijk gemaakt waarom haar vriend niet naar Oosterwolde kan verhuizen. Quinten wil in Oosterwolde blijven wonen. Verder zijn de jongens opgegroeid en geworteld in Oosterwolde: ze gaan er naar school, zitten op voetbal en hebben er hun vriendjes. Als ze naar Zutphen verhuizen, kunnen ze niet meer even bij Johan langsfietsen. Ze zullen bovendien moeten wennen aan een nieuwe gezinssituatie. De nieuwe vriend van Thecla heeft kinderen uit een eerder huwelijk, die regelmatig contact met hem hebben.

De rechtbank maakt een belangenafweging: het belang van Thecla om te verhuizen wordt afgezet tegen het belang van de jongens om in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen. Deze keer slaat de weegschaal uit in het voordeel van de vader. Niet alleen omdat Quinten het wil, maar door alle omstandigheden die in deze zaak een rol spelen.

Waar houdt de rechter rekening mee?

Als jij met de kinderen wilt verhuizen, moet je eerst proberen het hier samen met de andere ouder over eens te worden. Als dit niet lukt, kun je de rechter vragen vervangende toestemming voor de verhuizing te geven. Het is dan handig om te weten met welke factoren een rechter rekening houdt. Immers, hoe meer factoren je hebt afgedekt, des te groter de kans dat jouw verzoek wordt toegewezen. Denk hierbij aan het volgende:

  • de noodzaak om te verhuizen
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid
  • of de verhuizende ouder alternatieven of maatregelen heeft bedacht om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of compenseren (bijvoorbeeld de mogelijkheid bieden om dagelijks te skypen/facetimen)
  • of de ouders goed onderling kunnen communiceren en overleggen
  • het recht van de kinderen en de andere ouder op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving
  • hoe de zorgtaken worden verdeeld en de continuïteit van de zorg
  • hoe vaak de kinderen en de andere ouder elkaar zien voor en na de verhuizing
  • de leeftijd van de kinderen, wat zij ervan vinden en of de kinderen zijn geworteld in de omgeving. Hierbij kan een rol spelen of de kinderen gewend zijn vaak te verhuizen
  • de kosten van de omgang na de verhuizing

Gezag? Jaaaa, dat heb ik wel hoor.. Denk ik, geloof ik, hoop ik……

Meer dan eens komen ouders bij ons met de vraag:

“Ik wil de volledige voogdij”

of

 “Gezag, wat is dat? Ik heb mijn kind wel erkend hoor, dus volgens mij is dat wel geregeld”

of

“Ik heb toch gezag, want ik betaal alimentatie?”.

De meeste ouders beseffen niet wat het ouderlijk gezag precies inhoudt. Bijna iedereen weet wel dat bij de geboorte van een kind er het nodige geregeld moet worden qua erkenning. Over de erkenning en dergelijke komen we vast nog wel een keer te spreken, maar dat is niet het punt dat we vandaag willen bespreken. Want naast de erkenning speelt ook het “ouderlijk gezag”. Wat is dat nu precies?

Voordat we beginnen het volgende. Los van het gezag staan de omgang en de alimentatie. Door de erkenning word je juridisch ouder en heb je recht op omgang en heb je de plicht tot het betalen van alimentatie. Gezag heeft daar niets mee te maken.

Wat is het ouderlijk gezag?

Het gezag regelt de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind. Heel simpel, te denken valt aan kleding, eten, drinken, onderdak, onderwijs, medische behandeling et cetera. De gezaghebbende ouder is daarnaast de wettelijk vertegenwoordiger van het kind. Deze ouder bepaalt waar het kind woont, waar ie naar school gaat en ga zo maar verder. Dat wil je gezamenlijk regelen, toch?

Manieren om gezag te krijgen

Gezag ontstaat maar op een paar manieren.

Manier 1: automatisch verkrijgen van gezag

Ten eerste is er de automatische manier van gezag verkrijgen. Als (meerderjarige) moeder krijg je automatisch het ouderlijk gezag. Daarnaast krijgt de vader ook automatisch het gezag als het kind is geboren gedurende een huwelijk of een geregistreerd partnerschap. Bij géén huwelijk of geregistreerd partnerschap heeft dus (als er niets is geregeld) alleen de moeder het eenhoofdig gezag.

Tijdens de relatie maakt dit vaak niet zoveel uit. Immers, in de praktijk merk je weinig van het gezag. Gedurende de relatie als alles nog goed is, wordt het meeste toch wel in gezamenlijk overleg geregeld. Anders is dat als de relatie eindigt! Dan is er opeens een ouder die géén gezag heeft en dus in die zin achterblijft qua rechten en plichten. Wat is dan het risico?

De moeder kan dan bijvoorbeeld zonder toestemming van de vader bij wijze van spreken naar de andere kant van het land verhuizen. Ik heb het dan nog niet eens over verhuizen naar het buitenland. De moeder hoeft de vader alleen te informeren, maar zij mag alle belangrijke beslissingen zelf nemen. Vader staat aan de zijlijn en kijkt er naar. Ook kan de moeder beslissen waar het kind naar school gaat of welke medische behandelingen er worden ondergaan. Als vader heb je niets in de melk te brokkelen als je geen gezag hebt.

Manier 2: gezag verkrijgen door te trouwen of geregistreerd partnerschap aan te gaan

Er kunnen maximaal twee personen gezag hebben over een kind. De moeder heeft automatisch het gezag en dan is het aan de vader om dit ook te krijgen. Dit kan door alsnog te gaan trouwen of een geregistreerd partnerschap aan te gaan. Maar daarmee regel je het niet alleen voor de kinderen. Ook in vermogensrechtelijke zin verandert er het nodige. Als je trouwt ontstaat er immers de huidige beperkte gemeenschap van goederen en het is de vraag of een ieder zich dat wel realiseert. Denk daar dus niet te lichtvaardig over! Het gezag kan ook gemakkelijker worden geregeld.

Manier 3: gezag verkrijgen in gezamenlijk overleg

De eerste optie is in gezamenlijk overleg. Er kan dan een formulier worden ingevuld (bijv. via Digi-D) en beide partijen zetten daar hun handtekening op. Daar is geen advocaat bij nodig en het gezag wordt op die manier door de Rechtbank gemeenschappelijk gemaakt.

Manier 4: gezag verkrijgen met een procedure

De tweede optie is als de moeder niet wil meewerken. Dan komt er een procedure aan te pas. Bij de rechter moet dan een verzoek tot gezamenlijk gezag worden ingediend. Daar is wel een advocaat voor verplicht. De Rechtbank zal het verzoek toewijzen als dat in het belang van het kind is, dus feitelijk als er géén redenen zijn waarom het kind in de knel zou raken als beide ouders het gezag verkrijgen.

Wat is dan voogdij?

Als er sprake is van gezamenlijk gezag en één van de ouders overlijdt, dan heeft de overblijvende ouder het eenhoofdig gezag. Als die óók komt te overlijden, of er is überhaupt maar één ouder met gezag en die komt te overlijden, dan bepaalt de rechter of iemand anders het gezag krijgt. Er wordt dan een voogd benoemd (een voogd is dus een niet-ouder met gezag). Dit kun je zelf nu ook al regelen.

In je testament kun je een voogd benoemen. Daarnaast kun je in het Centraal Gezagsregister laten vastleggen wie je als voogd wilt benoemen.

Uitzonderingen

Het recht zou het recht niet zijn als er op het bovenstaande niet allemaal uitzonderingen zouden zijn. Immers, wat nu als de moeder niet met de biologische vader getrouwd is op het moment dat het kind geboren wordt, maar met iemand anders. Dan heeft deze niet-vader automatisch het gezamenlijk gezag. Dat kan alleen worden voorkomen als de biologische vader toch opstaat en het kind erkent en het gezag aanvraagt.

Ook kan het zo zijn dat de moeder met een vrouwelijke partner getrouwd is, waarbij het kind is verwekt door kunstmatige bevruchting. Dan krijgen beide vrouwen automatisch het gezamenlijk gezag, als er volgens de wet geen vader is (zowel bij een anonieme donor als bij een bekende donor die het kind niet erkent). Daarnaast kan het zo zijn dat de moeder minderjarig is of dat de kinderrechter het gezag om redenen beëindigt. Kortom, uitzonderingen te over, maar dat is niet de strekking van dit artikel.

De strekking is: mannen, word wakker en regel je rechten!!

Je huis verhuren via Airbnb, hoe pak je dat aan?

‘Veel Airbnb-verhuurders lappen regels nog aan hun laars’, lees je deze week op nu.nl  Daarmee bedoelen ze de regels die sommige gemeenten hebben voor het maximum aantal dagen dat je een woning via Airbnb mag verhuren. Maar dat zijn niet de enige regels. In dit artikel lees je met wie je nog meer rekening moet houden.

Bank/Vereniging van Eigenaren/huurbaas

Als je een koopwoning hebt, moet je toestemming hebben van de bank waar de hypotheek loopt. In de hypotheekakte staat namelijk bijna altijd een ‘huurbeding’. Daarin is bepaald dat je de woning niet mag verhuren, tenzij je schriftelijk toestemming hebt van de bank. De gedachte hierachter is dat de woning minder waard kan worden als er huurders in zitten die niet netjes zijn. En dat wil de bank natuurlijk niet, omdat de woning een soort onderpand is voor de hypotheek.

Als je de woning verhuurt zonder toestemming van de bank, wordt in de meeste gevallen de hypotheek direct opeisbaar. Dit betekent dat de bank de woning gaat verkopen! Niet doen dus.

Ben je aangesloten bij een Vereniging van Eigenaren, dan zul je ook hiervan meestal toestemming moeten hebben om de woning te verhuren.

Gaat het om een huurwoning? Dan heb je toestemming van de verhuurder nodig. Je huis verhuren via Airbnb is een vorm van onderhuur. Als dit gebeurt zonder toestemming van de verhuurder, dan kan het gevolg zijn dat je uit je huis wordt gezet.

Gemeente

In de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Utrecht geldt een maximum aantal verhuurdagen van 60. Maar de gemeente kan ook regels in het bestemmingsplan hebben staan die verhuur via Airbnb dwarsbomen. Op het gebied waar jouw woning staat kan de bestemming ‘wonen’ zitten. Dan mag je dus niet verhuren. Het is daarom goed hierover contact op te nemen met de gemeente.

Verder moet er vaak toeristenbelasting worden afgedragen aan de gemeente.

Belastingdienst

Het lijkt zo mooi, jij bent op vakantie en ondertussen stroomt het geld van de huurders binnen. Maar jammer genoeg moeten de huurinkomsten worden opgegeven bij de Belastingdienst. Hierover ben je inkomstenbelasting verschuldigd.

Buren

Niet verplicht, wel verstandig: laat je buren weten dat je de woning verhuurt, maak duidelijke afspraken en geef je contactgegevens door. Zij kunnen dan contact met je opnemen als er klachten zijn, waarna jij direct actie kunt ondernemen.

Verzekeringsmaatschappij

Check of je inboedel- en opstalverzekering wel uitkeren als er schade ontstaat als de woning is verhuurd. Veel verzekeringsmaatschappijen hebben namelijk uitsluitingsclausules bij verhuur. Mocht dit bij jouw verzekering het geval zijn: tegenwoordig zijn er gelukkig steeds meer verzekeraars waar je een polis kunt afsluiten die wel dekking geeft als je verhuurt. Natuurlijk kun je ook een waarborgsom vragen aan je huurders, dan loop jij iets minder risico.

Conclusie

Om je woning via Airbnb te verhuren moet je wel wat dingen regelen. Maar als je dat allemaal gedaan hebt, kun je er toch best een leuk zakcentje mee verdienen.

Geld besparen bij een last onder dwangsom

Bijna alle ondernemers in de agrarische sector hebben er wel eens mee te maken gehad: een oplegging van een last onder dwangsom. De gemeente legt een last op en u moet een dwangsom betalen indien u niet tijdig aan deze last voldoet – bijvoorbeeld het niet hebben van een vergunning voor de bouw van een sleufsilo; of het overtreden van regelgeving zoals het vergunde aantal dieren dat gehouden mag worden. Deze dwangsommen bedragen al snel duizenden euro’s.

Invordering dwangsom duurt lang

In het volgende geval kreeg een pluimveehouder een last onder dwangsom opgelegd wegens het niet voldoen aan een vergunning (dierenaantallen) en moet 15.000 euro betalen. De gemeente nam echter lang de tijd om tot invordering van deze dwangsom over te gaan. De bevoegdheid tot het invorderen van een verschuldigde dwangsom verjaart een jaar na de dag waarop zij is verbeurd. De Raad van State oordeelde dat de verjaringstermijn van rechtswege (automatisch) begint te lopen na afloop van de begunstigingstermijn en niet pas na een controlemoment van de gemeente. In het geval van de pluimveehouder komt de RvS tot het oordeel dat de bevoegdheid om tot invordering over te gaan is verjaard. De pluimveehouder hoeft de 15.000 euro niet te betalen.

Juridische acties tegen last onder dwangsom

Gemeenten maken vaak gebruik van hun bevoegdheid om tot het opleggen van een last onder dwangsom over te gaan. Uit het geval van de pluimveehouder blijkt hier juridisch vaak nog genoeg tegen in te brengen is. Zo kunt u in bezwaar gaan en om een uitstel van de begunstigstermijn verzoeken – de termijn waarbinnen aan de last moet worden voldaan. Wordt er geen verlengde begunstigingstermijn door de gemeente verstrekt, dan kunt u een voorlopige voorziening opstarten bij de voorzieningenrechter van de rechtbank om een schorsing van het besluit te verzoeken. In het voorbeeld van de sleufsilo die zonder vergunning wordt gebouwd, kunnen gedurende de begunstigingstermijn de werkzaamheden worden doorgezet. Soms is het belang van een juridische procedure dan ook enkel het verlengen van de begunstigingstermijn. Uiteindelijk moet wel alsnog de vergunning voor de sleufsilo worden verkregen.

Kortom, is uw onderneming een last onder dwangsom opgelegd – terecht of onterecht – controleer dan of de acties vanuit de gemeente rechtmatig zijn of laat dit juridisch controleren. Het kan al snel duizenden euro’s schelen.

Oerol en nergens

Het Oerol festival op Terschelling wordt elk jaar bezocht door zo’n 55.000 bezoekers. Dat zijn natuurlijk nogal wat badgasten. Als iets zo succesvol is, zijn er vaak mensen die een graantje mee willen pikken. Dit gebeurt nu ook bij Oerol. Een slimme brouwer heeft het idee opgevat om Oerol-bier op de markt te brengen. Het festival Oerol is not amused en laat in een artikel in de LC weten dat ze volgens hun advocaat sterk staan omdat zij een veel langere historie hebben met het merk Oerol. Maar hoe zit dit eigenlijk?

Benelux inschrijving woordmerk Oerol

Het Oerol festival heeft in 2005 het woordmerk Oerol ingeschreven in het Benelux merkenregister. Als je een merk inschrijft, doe je dit voor een bepaalde klasse. Het merk Oerol is onder andere ingeschreven in de klassen cd’s en dvd’s, drukwerken (posters etc.), tassen & kledingstukken en het organiseren van culturele, straat- en muziekactiviteiten, waaronder festivals.

De brouwer heeft het woordmerk Oerol in 2019 ook ingeschreven in het Benelux merkenregister. Dit is gebeurd in totaal andere klassen, namelijk bier (diverse soorten) en bierglazen, bekers, drukglazen enz.

Mooi, al die inschrijvingen. Maar wat is dat nu precies, een merk, en wat heb je eraan?

Wat is een merk en hoe krijg je een merkrecht?

In juridische taal is een merk een herkomstteken. De bedoeling van een merk is om de herkomst van waren of diensten te onderscheiden. Bijna alles kan een merk zijn: woorden, plaatjes en zelfs bepaalde vormen. Voorwaarde is dat het merk voldoende onderscheidend is, in die zin dat consumenten het goed uit elkaar kunnen houden. Daarnaast mag een merk niet in strijd zijn met de openbare orde of goede zeden of misleidend zijn. Tot slot mag een merk niet beschrijvend zijn. Voorbeelden van deze laatste zijn ‘Biomild’ voor yoghurt of ‘Telefoongids’ als merknaam voor een naamlijst met aangeslotenen op een telefoonnet met vermelding van hun nummers.

Als je een merk hebt, kun je dit inschrijven. Je krijgt dan het merkrecht. Het is dus niet zo dat je een merkrecht krijgt door bijvoorbeeld iets te ontwerpen, zoals bij auteursrecht. Inschrijving is echt nodig, anders heb je geen poot om op te staan. Voorafgaand aan de inschrijving toetst het merkenbureau of aan de voorwaarden is voldaan.

Iemand met een merkrecht kan iemand anders verbieden zijn merk te gebruiken. Dat komt doordat degene met een merkrecht het alleenrecht op het merk heeft.

Nu heeft het Oerol festival het merk Oerol keurig ingeschreven, maar in een andere klasse dan het Oerol-bier. Betekent dit nu dat de inschrijving geen zin heeft gehad?

Omvang van het merkrecht: artikel 2.20 BVIE (Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom)

Daarvoor moeten we kijken in het BVIE: het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom. In artikel 2.20 lid 1 van dit verdrag is bepaald wanneer je iemand kunt verbieden gebruik te maken van een merk.

In sub c staat dat je het gebruik van een merk kunt verbieden als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Deze voorwaarden, toegepast op deze zaak, zijn de volgende:
1. het merk van het bier is hetzelfde als het merk van het festival of stemt hiermee overeen
2. het merk van het bier wordt gebruikt voor waren of diensten die anders zijn dan de waren of diensten waarvoor festivalmerk is ingeschreven
3. het festivalmerk moet bekend zijn binnen het Beneluxgebied
4. het gebruik van het festivalmerk heeft geen geldige reden
5. door gebruik van het biermerk wordt ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het festivalmerk

Ingewikkeld? Valt mee, we gaan het stap-voor-stap uitleggen.

Voorwaarde 1: merken stemmen overeen

Check, de merken zijn hetzelfde. Ze gebruiken immers allebei het woord Oerol.

Voorwaarde 2: biermerk wordt gebruikt voor waren of diensten die anders zijn dan de waren of diensten waarvoor het merk van het festival is ingeschreven

Check, bier en festivals gaan vaak samen maar zijn wel verschillende waren/diensten.

Voorwaarde 3: het festivalmerk moet bekend zijn binnen het Beneluxgebied

Dit is volgens ons een eitje: het Oerol festival is ontzettend bekend en bestaat al vanaf 1981. Ook aan deze voorwaarde is dus voldaan.

Voorwaarde 4: het gebruik van het festivalmerk heeft geen geldige reden

Een parodie of in het kader van vrijheid van meningsuiting kan als geldige reden worden aangemerkt. Ons is niets bekend van een geldige reden om het merk van het festival te gebruiken, dus we vinken deze voorwaarde ook maar even af. Temeer nu er bij het gebruik een commercieel belang is.

Voorwaarde 5: door gebruik van het biermerk wordt ongerechtvaardigd voordeel getrokken uit of afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het festivalmerk

De grootste hobbel voor het Oerol festival zit in de laatste voorwaarde.

Mocht het tot een rechtszaak komen, dan zal het festival moeten bewijzen dat het biermerk ongerechtvaardigd voordeel krijgt uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het festival. Dit is het geval als het biermerk aanhaakt bij of parasiteert/meelift op de goodwill van het festival. Alleen voordeel hebben van een merk is niet genoeg, het moet gaan om ongerechtvaardigd voordeel. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een etiket een duidelijk associatief verband oproept met het bekende merk. In dit geval staat er op de bierblikjes een illustratie van de kenmerkende snor van Oerol-oprichter Joop Mulder alsook het logo van Oerol. Een duidelijke associatie met het festival, waardoor ook nog eens de indruk wordt gewekt dat er een commerciële band bestaat met het festival.

Afbreuk aan onderscheidend vermogen of reputatie merk
Mocht het onverhoopt niet lukken om te bewijzen dat het biermerk ongerechtvaardigd voordeel krijgt, dan kan nog worden geprobeerd te bewijzen dat het biermerk afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen OF afbreuk doet aan de reputatie van het festival. Voor beide gevallen valt iets te zeggen. Misschien denkt men straks alleen nog maar aan bier bij het horen van de naam Oerol. Zeker niet ondenkbaar als het een erg lekker biertje is 😉 Ook de kans op afbreuk van de opgebouwde reputatie van het festival Oerol lijkt ons kans van slagen te hebben. Het is immers niet de bedoeling dat het culturele Oerol festival straks het imago krijgt van een zuipfestijn a la de bouwvak op Camping Appelhof.

Conclusie

Met de informatie die wij nu hebben, zou het best eens kunnen kloppen dat het Oerol festival sterk staat. Het heeft er alle schijn van dat het Oerol-bier probeert mee te liften op het succes van het Oerol festival. Het festival kan hier een stokje voor steken door te eisen dat het bier onder deze naam van de markt wordt gehaald, zodat het straks niet oerol maar juist nergens meer te koop is.

Wel appeltaart, geen bruidstaart?

Speciale trouwlocatie

Op een voormalig agrarisch bedrijf wordt een pluk- en theetuin uitgebaat. De uitbater van de pluk- en theetuin heeft haar activiteiten uitgebreid en verhuurt zalen voor feesten en partijen. Ook worden er huwelijken en bruiloftsfeesten gehouden in de theetuin. De gemeente heeft de theetuin aangewezen als speciale trouwlocatie. Dit is echter strijdig met het bestemmingsplan die de bestemming “specifieke vorm van horeca-theeschenkerij” aan het perceel heeft gegeven.

Geen bruidstaart

Tussen de uitbater van de theetuin en de gemeente ontstaat een geschil. De gemeente is namelijk van mening dat er in de theetuin wel appeltaart en andere taartsoorten mogen worden geserveerd, maar dat er tijdens bruiloften geen bruidstaart mag worden aangesneden en geserveerd. De vraag die partijen bezighoudt is of het aansnijden van een bruidstaart binnen de bestemming theeschenkerij valt.

Het oordeel van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State

De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State heeft naar deze kwestie gekeken. De Afdeling overweegt ten eerste dat onder een theeschenkerij moet worden verstaan een inrichting die is gericht op tuinrecreatie, waarbij tussen zonsopgang en zonsondergang alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan de bezoekers en passerende recreanten geserveerd worden. Alle activiteiten die niet onder deze omschrijving vallen mag de gemeente beëindigen. De gemeente doet dit door het opleggen van een last onder dwangsom aan de uitbater. Als de uitbater nog een keer een bruidstaart laat aansnijden of serveert dan moet zij een boete betalen. Hierbij moet de gemeente er volgens de Afdeling wel rekening mee te houden dat de last die aan de uitbater wordt opgelegd niet verder strekt dan naar zijn oordeel nodig is om de voorliggende overtreding te beëindigen.

De gemeente vindt dat trouwen past binnen de bestemming “specifieke vorm van horeca- theeschenkerij”, maar het aansnijden van een bruidstaart niet. De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State denkt hier anders over. Die ziet geen grond voor het oordeel van de gemeente dat het aansnijden van een bruidstaart strijd oplevert met de bestemming en functieaanduiding. De gemeente mag dus onder deze omstandigheden geen last opleggen die ziet op het verbieden van het gelegenheid geven tot het aansnijden van een bruidstaart. Deze last is dan ook in dat opzicht te vérstrekkend.

Eind goed, al goed

Kortom, in de theeschenkerij, die door de gemeente is aangewezen als trouwlocatie, mag voortaan tijdens een bruiloft gelukkig gewoon weer een bruidstaart worden aangesneden. De uitspraak van de Raad van State vind je hier

 

Wel of niet met je smoel in het smoelenboek?

Is een medewerker verplicht met zijn foto in het smoelenboek of op de bedrijfswebsite te staan? In dit artikel leg ik uit wat de regels zijn voor het gebruik van foto’s van personeel.

Voorbeeld

‘Joost, lever je volgende week even een foto in? Je staat nog steeds niet op onze website. Wist je trouwens dat we een smoelenboek hebben? Daar kom je dan natuurlijk ook in.’.

‘Nee’, zegt Joost. ‘Ik heb helemaal geen zin om met mijn hoofd op de website te staan. En een smoelenboek, wat is dat voor jaren tachtig gedoe? Van mij krijg je geen foto, geen denken aan.’.

‘Kerel, doe niet zo flauw. Iedereen staat op de site en zo’n smoelenboek is hartstikke handig. Hoe weten je collega’s anders wie je bent? We zijn met 200 man. Als je hier werkt, kom je volgens mij ook verplicht met een foto op de site.’.

‘Harry, ik zal je even uit de droom helpen. Ik lever geen foto in. Mocht je op de een of andere manier toch een foto van mij in handen krijgen, dan heb je mijn toestemming nodig als je die op de site of in het smoelenboek wilt zetten. Ik ben niets verplicht’.

Wie heeft gelijk?

Wie heeft gelijk? Harry, die denkt dat een medewerker verplicht op de site en in het smoelenboek komt te staan? Of Joost, die denkt dat zijn werkgever toestemming moet hebben om zijn foto te gebruiken?

Joost heeft het bij het juiste eind. Ik beperk mij nu tot de regels die hiervoor staan in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een foto is een persoonsgegeven. Daarom mag je als organisatie een foto alleen verwerken als het strikt noodzakelijk is óf nadat van een werknemer daarvoor uitdrukkelijk toestemming is verkregen. Een foto plaatsen in een smoelenboek of op de website is geen verwerking die als strikt noodzakelijk wordt gezien, zodat je dus toestemming nodig hebt. Sterker nog, deze toestemming moet aan een aantal strenge vereisten voldoen.

Vereisten toestemming gebruik foto personeel

  • In het toestemmingsverzoek moet worden opgenomen dat toestemming de juiste wettelijke basis is voor het gebruik van de foto.
  • De toestemming moet schriftelijk worden vastgelegd. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een toestemmingsformulier. De werknemer moet actief toestemming verlenen, er mag geen gebruik worden gemaakt van een vooraf ingevuld (digitaal)formulier waarin al vakjes zijn aangekruist.
  • Als een medewerker jonger is dan 16 jaar, moet een ouder (of een andere wettelijke vertegenwoordiger) toestemming geven.
  • Als toestemming wordt gevraagd voor gebruik op verschillende manieren (smoelenboek, site, social media, advertenties), dan moet voor al deze manieren apart toestemming worden gevraagd. Het moet de medewerker dus precies duidelijk zijn waarvoor de foto wordt gebruikt.
  • Je moet je werknemer dus ook in duidelijke en eenvoudige taal informeren. Hierbij kun je ervoor kiezen een privacybeleid op te stellen. Hierin kun je vastleggen voor welk doel toestemming is gegeven en alle informatie vastleggen die van belang is voor de manier waarop met de foto wordt omgegaan.
  • En last but definitely not least: het is absoluut niet toegestaan de medewerker te ‘chanteren’ als hij geen toestemming wil geven. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet geven van promotie als de medewerker weigert mee te werken. De medewerker moet weten dat hij mag weigeren zonder dat dit negatieve gevolgen voor hem heeft.

Er zijn dus nogal wat regels waaraan een werkgever zich moet houden als hij foto’s van zijn personeel wil gebruiken.

Stel dat Joost na veel morren toch toestemming geeft voor het gebruik van zijn foto. Na een tijdje krijgt hij spijt. Hij wil zijn smoel toch liever uit het smoelenboek verwijderd hebben, en ook van de site. Wat dan?

Intrekken toestemming gebruik foto personeel

De medewerker kan zijn toestemming voor gebruik van de foto op elk moment intrekken. Dit moet mogelijk zijn op dezelfde manier als de toestemming is verleend. De intrekking mag niet onnodig ingewikkeld worden gemaakt.

Joost kan zijn werkgever dus vragen zijn foto uit het smoelenboek te halen en ook van de website te verwijderen.

Maar het intrekken van de toestemming heeft geen terugwerkende kracht. De intrekking geldt vanaf het moment dat deze daadwerkelijk wordt gedaan. Eerder gebruik van de foto wordt door de intrekking niet ongedaan gemaakt. De foto van Joost heeft al een tijdje op de site gestaan en kan daarom nog lang opduiken in zoekresultaten. Daar is niet veel meer aan te doen.

Voorlopige voorziening ontgrondingsprocedure gewonnen en toch niet tevreden

Soms kun je als advocaat een zaak winnen, maar toch niet helemaal tevreden zijn met de uitspraak van de rechter. Wij spreken met advocaat Femke Gietema-van der Heide over zo’n zaak.

 

Om wat voor soort zaak gaat het?

Mijn cliënt is akkerbouwer. De provincie heeft een ontgrondingsvergunning afgegeven aan de gemeente voor land dat direct naast de landbouwgrond van mijn cliënt ligt. De gemeente wil hier woningen gaan bouwen. Een ontgrondingsvergunning is nodig als je bijvoorbeeld grond wilt afgraven. In deze zaak zal het waterpeil in het land van mijn cliënt dalen door het ontgronden. Daardoor komt er water van slechte kwaliteit in het land van mijn cliënt (brak water). Mijn cliënt is hier natuurlijk niet blij mee.

 

Wat is het juridische probleem?

Daarvoor moet ik eerst even uitleggen hoe dit precies in elkaar zit. Er lopen eigenlijk meerdere procedures door elkaar.

 

Bodemprocedure

De eerste procedure is de bodemprocedure. Er is beroep aangetekend tegen de ontgrondingsvergunning. De landbouwgrond en de gewassen van mijn cliënt zullen in kwaliteit afnemen door het brakke water. Daardoor ontstaat er schade voor mijn cliënt.

 

Tweede procedure: voorlopige voorziening I

De tweede procedure is een voorlopige voorziening. Mijn cliënt heeft schorsing van de ontgrondingsvergunning gevraagd bij de Raad van State. Dit is dus gebeurd in een voorlopige voorziening. In het civiel recht wordt dit een kort geding genoemd. Het is een voorlopige maatregel, die geldt totdat er een uitspraak ligt in de bodemprocedure. De ontgrondingsvergunning is niet geschorst

 

Derde procedure: voorlopige voorziening II

In de tweede voorlopige voorziening is weer om schorsing van de ontgrondingsvergunning gevraagd. Deze keer is het verzoek toegewezen. Dat betekent dat de ontgrondingswerkzaamheden tijdelijk stil liggen.

 

Vierde procedure: voorlopige voorziening III

Er zijn inmiddels drie deskundigenrapporten opgesteld: een namens de provincie, een namens ons en een door een deskundige die door de Raad van State is benoemd. Dit derde rapport wilde de gemeente gebruiken om de schorsing te laten opheffen. De gemeente heeft toen een derde voorlopige voorziening opgestart, ook weer bij de Raad van State. Wij hebben deze procedure gewonnen. De schorsing blijft bestaan. Er mogen voorlopig geen ontgrondingswerkzaamheden worden uitgevoerd naast het land van mijn cliënt. De woningbouwplannen liggen stil.

 

Waarom heb je de derde voorlopige voorziening gewonnen?

De Raad van State vindt dat de inhoud van het derde deskundigenrapport nog niet vaststaat. Wij hebben een zienswijze ingediend tegen het derde deskundigenrapport (ook tegen het tweede rapport trouwens). Omdat het derde deskundigenrapport niet definitief is, kan dit rapport geen reden zijn om de schorsing op te heffen. De uitkomsten staan nog niet vast.

Verder zegt de Raad van State dat een voorlopige voorzieningsprocedure niet geschikt is om te discussiëren over deskundigenrapporten, dit moet in de bodemprocedure gebeuren en die staat binnenkort op de agenda.

 

Je hebt gewonnen! Waarom ben je dan niet helemaal tevreden met de uitspraak?

Een van de eisen voor het vragen van een voorlopige voorziening is dat het om een spoedkwestie moet gaan. Er moet zoveel haast bij zijn dat de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. De juridische uitdrukking hiervoor is ‘spoedeisend belang’. De Raad van State zegt in de uitspraak helemaal niets over het spoedeisend belang. Terwijl ik vind dat er geen spoedeisend belang is en dat de vordering van de gemeente daarop had moeten worden afgewezen. De Raad van State heeft ondanks dat een beslissing genomen op de inhoud. Ik vind de uitspraak daarom juridisch onvolledig. Mijn cliënt had ook moeten winnen doordat er geen sprake was van spoedeisend belang. De uitkomst was uiteindelijk wel hetzelfde gebleven. Maar als advocaat wil je toch ook graag een juridisch correcte en volledige uitspraak.

Natuurlijk staat het belang van mijn cliënt voorop en ben ik blij voor hem dat er voorlopig geen ontgrondingswerkzaamheden naast zijn land zullen plaatsvinden.

 

De advocaat die een aanbetaling moest doen

De vrouw van advocaat Sprong wil graag een nieuwe keuken. Met zo’n hip kookeiland, en laden in plaats van kastjes. En o ja, een apothekerskast voor de kruidenpotjes staat ook op haar verlanglijstje. Sprong maakt zich een aantal zaterdagen vrij om op keukenjacht te gaan. Woonboulevard in, woonboulevard uit. Zijn vrouw is nog erger dan zijn meest kritische cliënt, maar uiteindelijk vinden ze hun droomkeuken bij Knotskeukens. Sprong staat inmiddels te popelen om weer aan het werk te gaan en na een lang gesprek met verkoper Jeroen van Knotskeukens over het al dan niet nemen van een wokbrander en andere levensbelangrijke keukenattributen zijn ze eruit.

‘Hier heb ik jullie offerte. De keuken die jullie willen komt inclusief montage op een totaalbedrag van € 8.228,-. Van mij krijgen jullie een knotsgekke korting van € 228,-, dan komen we op een mooi rond bedrag van € 8.000,-’, zegt verkoper Jeroen. ‘Een aanbetaling van 60% is verplicht.’ ‘Wat?’, bast Sprong, ‘Een aanbetaling van 60% zeg je? Ten eerste is een aanbetaling nooit verplicht. Dat staat misschien in uw algemene voorwaarden, maar daarmee hoef ik niet akkoord te gaan. Ten tweede kan een consument volgens artikel 7:26 Burgerlijk Wetboek maximaal een aanbetaling van 50% verschuldigd zijn als het gaat om de aankoop van producten.’ Sprong haalt even adem, hij loopt inmiddels een beetje rood aan. ‘En ten derde doe ik nooit en te nimmer aanbetalingen. Weet u waarom niet? Als uw bedrijf failliet gaat, kan ik fluiten naar mijn centen.’.

‘Knotskeukens failliet? Daar is absoluut geen sprake van. Onze orderportefeuille zit barstensvol en de zaken lopen als een trein.’, werpt Jeroen tegen. ‘Kan wel zijn’, zegt Sprong, ‘maar een aanbetaling doe ik niet. Voor jullie tien andere Keukentopshops, Keukenbeukers of Megasupervetkeukens. En bovendien, jullie zijn niet eens bij het CBW aangesloten. Dus ik ben mijn geld echt kwijt bij een faillissement’. Hij negeert het gekuch van zijn vrouw, die haar zinnen op deze keuken heeft gezet. Als Jeroen voet bij stuk houdt zal het keukencircus voor Sprong weer van voren af aan beginnen. ‘Niemand maakt hier ooit een probleem van’, zegt Jeroen, terwijl hij zijn stoel naar achter schuift. ‘maar ik zal overleggen met de chef.’

‘Nou, je wordt bedankt!’. De vrouw van Sprong is not amused. ‘Heb ik eindelijk de perfecte keuken gevonden, komt hij weer aan met zijn Burgerlijk Wetboek.’ ‘Maar schat, het is echt zo dat we niet verplicht zijn een aanbetaling te doen.’ ‘Ja, dat zal allemaal wel maar ik wil deze keuken.’. Sprong zucht eens diep. ‘Zullen we eerst even afwachten waar hij mee komt? We kunnen altijd nog proberen het bedrag van de aanbetaling naar beneden te krijgen, want € 4.800,- is echt veel geld.’

‘Zo’, zegt Jeroen. ‘Ik heb even overleg gehad. De chef zegt dat het niet mogelijk is om een uitzondering te maken. Wij vragen altijd een aanbetaling van onze klanten omdat wij kosten moeten maken als we een keuken bestellen. Dus als jullie deze keuken willen, zullen jullie een aanbetaling moeten doen.’. Sprong zit klem: hij wil geen aanbetaling doen, maar zijn vrouw wil beslist deze keuken en ze staat niet bepaald bekend om haar meegaande aard. Hij heeft ook niet veel zin om nog meer zaterdagen door te brengen in keukenzaken. ‘Prima’, zegt Sprong, ‘we doen een aanbetaling. Maar niet van € 4.800,-. Maximaal € 2.000,-, daar ben ik toe bereid.’. Jeroen denkt even na. ‘Deal, een aanbetaling van € 2.000,- is akkoord.’. ‘Ik wil dit wel schriftelijk vastgelegd hebben.’, geeft Sprong aan. Jeroen zucht. Houdt het dan nooit op? Hij krijgt een beetje hoofdpijn van deze klant. ‘Niks bijzonders, we zetten het er gewoon met pen bij: klant doet, in afwijking van het bepaalde in de algemene voorwaarden, een aanbetaling van € 2.000,-. Handtekeningen erbij, klaar.’.

Als ze Knotskeukens uit lopen zegt zijn vrouw: ‘Weet je, die keuken bij Megasupervetkeukens vond ik eigenlijk ook wel heel leuk.’

Moraal van dit verhaal

Doe liever geen aanbetalingen. Waarom niet? Omdat je bij een faillissement je geld kwijt bent. Het doen van een aanbetaling is niet verplicht. Sommige bedrijven weigeren zaken met je te doen als je niets aanbetaalt. Je zult dan een ander bedrijf moeten zoeken.

Doe je wel een aanbetaling, dan zijn er verschillende regels voor diensten en producten.

Aanbetaling voor producten

Voor producten geldt dat je niet kunt worden verplicht meer dan 50% aan te betalen. In onderling overleg kun je wel afspreken dat meer wordt aanbetaald, maar daarbij loop je dus een groot risico.

Aanbetaling voor diensten

Voor diensten (bijvoorbeeld een schilderklus) is geen maximum bepaald in de wet. Ook hier geldt dat je onderling afspraken kunt maken over de hoogte van de aanbetaling.

Sommige bedrijven hebben een aanbetalingsgarantie. Kijk altijd goed naar de voorwaarden hiervan. Is het bedrijf waar je zaken mee doet aangesloten bij het CBW (Centrale Branchevereniging Wonen) dan heb je mazzel, want zij hebben een regeling voor dit soort gevallen.

Waar moet je op letten als je problemen hebt met een tweedehands auto?

In 2018 zijn er in Nederland maar liefst 1.991.265 tweedehands auto’s verkocht. In dit artikel laten we je weten waar je op moet letten als je problemen krijgt met je tweedehandsje. Dit doen we met een voorbeeld.

 

Max is 18 en heeft net zijn rijbewijs gehaald. Hij rijdt nu vaak in de auto van zijn moeder, maar hij wil natuurlijk erg graag zelf een auto hebben. Max heeft gespaard en een bedrag van € 2.500,- bij elkaar gesprokkeld met zijn baantje bij de Jumbo. Zijn ouders hebben dit bedrag verdubbeld, dus Max kan een totaalbedrag van € 5.000,- besteden. Bijna dag en nacht is hij op Autoscout24 te vinden en na een week zoeken vindt hij zijn droomauto: een metallic grijze VW Golf met een vraagprijs van € 4.999,-. In de advertentie staat:

 

Te koop aangeboden een in zeer goede staat verkerende Volkswagen Golf 1.9 TDI Sportline van het bouwjaar 2005. De auto heeft 223.690 kilometer gereden, tellerrapport aanwezig en boekjes. Altijd netjes onderhouden. Optisch verkeert de auto ook in nette staat.

Aanvullende opties en accessoires:

Alarm klasse 1 (startblokkering)

garantie bespreekbaar

Buitenspiegels in carrosseriekleur

Bumpers in carrosseriekleur.

 

De auto staat te koop bij een garagebedrijf in de buurt. De volgende dag, op 1 mei 2018, gaat Max direct samen met zijn vader de auto bekijken. Hij maakt een proefrit door het dorp en over de snelweg. Max zet de ingebouwde stereo op max en is wildenthousiast. ‘Boem boem boem’, zo scheurt hij een half uur rond. Het liefst neemt hij de auto direct mee naar huis, maar zijn vader stelt toch nog wat kritische vragen. Een kilometerstand van 223.690 is natuurlijk niet niks, maar de verkoper verzekert Max en zijn vader onder het genot van een kopje automatenkoffie dat de Golf gerust nog wat kilometertjes mee kan. En als Max de vraagprijs betaalt, krijgt hij drie maanden garantie.

 

Met een handdruk wordt de koop gesloten. Max is de trotse eigenaar van de Golf. Maar het blijkt een grote bron van ellende. Keer op keer laat de auto Max in de steek: er zijn startproblemen en ook moet de motorolie elke week worden bijgevuld. Dit begint al twee weken na de koop. Een paar keer heeft Max de auto naar de garage gebracht, maar de problemen blijven. De garage wil verder niks meer doen omdat de garantietermijn van drie maanden om is. Max heeft de garage op 15 juni 2018 een aangetekende brief gestuurd met zijn klachten, maar geen reactie gekregen. In plaats van een scheurijzer heeft Max een barrel gekocht waar hij niets aan heeft. Een andere garage heeft naar de auto gekeken en gezegd dat de auto een lekke koppakking heeft. De startproblemen komen door een storing in het alarmsysteem. Reparatie kost € 1.500,-. Max komt bij een van onze advocaten en vraagt om advies. Wij gaan de volgende punten bij langs.

 

Verborgen gebreken auto / non-conformiteit auto

 

Vroeger werd vaak de term ‘verborgen gebreken’ gebruikt. Tegenwoordig heet dat ‘non-conformiteit’. Een auto moet de eigenschappen hebben die je op grond van de koopovereenkomst mag verwachten. Dit is vastgelegd in de wet (artikel 7:17 Burgerlijk Wetboek). Als dat niet zo is, is de auto dus niet ‘conform’ de koopovereenkomst. Vandaar de term ‘non-conformiteit’.

 

Het is de vraag welke eigenschappen Max van de auto mag verwachten. Dit hangt bijvoorbeeld af van:

  • het soort auto
  • de prijs van de auto
  • het bouwjaar
  • de kilometerstand
  • informatie die de garage/verkoper heeft gegeven
  • waar/van wie je de auto koopt (particulier of (Bovag)garage)

 

Van een auto van vijf jaar oud met een kilometerstand van 60.000 en een koopprijs van € 20.000,- mag je meer verwachten dan van een dertien jaar oude Golf met een kilometerstand van 223.690,- en een koopprijs van € 5.000,-.

 

Onderzoeksplicht en mededelingsplicht

 

Dan kijken we naar de zogenaamde onderzoeksplicht en de mededelingsplicht.

 

Max heeft de plicht om onderzoek te doen naar de auto. Hierbij kun je denken aan de proefrit en het stellen van vragen aan de verkoper, waarbij goed moet worden doorgevraagd. Dit hebben Max en zijn vader ook gedaan. Soms is het verstandig een aankoopkeuring bij een andere garage te laten doen. Dit kan vooral handig zijn als een probleem pas na zes maanden duidelijk wordt. Hierover later meer.

 

De verkoper moet op zijn beurt Max informeren over problemen met de auto waarvan hij op de hoogte is of had moeten zijn. Hierbij telt zwaarder dat Max de auto koopt van een garagebedrijf. Als hij op Marktplaats een auto van een particulier had gekocht kun je verwachten dat deze particulier minder deskundig is dan een garagebedrijf. De verkoper heeft in de advertentie allerlei informatie over de Golf gezet, maar hij heeft niets gemeld over gebreken. Ook tijdens het gesprek is daarover niets verteld.

 

Bewijs

 

Hier is van belang wanneer de problemen zijn ontstaan: binnen zes maanden of heeft het langer geduurd?

 

Als de problemen binnen zes maanden ontstaan, gaat de wet er vanuit dat ze al aanwezig waren op het moment van verkoop. De verkoper moet dan bewijzen dat de auto goed was.

 

Als het langer dan zes maanden duurt voordat de problemen ontstaan, moet de koper bewijzen dat de auto niet voldoet aan de verwachtingen die je mag hebben op grond van de koopovereenkomst. Een rapport van een aankoopkeuring kan hierbij erg handig zijn.

 

Klachttermijn: is op tijd geklaagd?

 

Het is verstandig om te klagen zodra je ontdekt dat de auto niet goed is. Wacht je langer dan twee maanden, dan ben je te laat. Stuur altijd een aangetekende brief waarin je precies uitlegt wat het probleem is met de auto.

 

Hoe het verder gaat met Max

 

Nu hebben we alle juridische regeltjes op een rijtje. We kunnen de checklist voor Max gaan afvinken.

 

Klachttermijn: heeft Max op tijd geklaagd? Ja, hij heeft de auto na twee weken teruggebracht naar de garage en ook een aangetekende brief gestuurd. Hiervoor heeft hij een voorbeeld gebruikt van Consuwijzer.

 

Bewijs: als Max een procedure opstart tegen de garage, dan zal de garage moeten bewijzen dat de auto goed was conform de koopovereenkomst. De problemen met de auto zijn immers binnen zes maanden ontstaan. Het maakt niet uit dat de garantietermijn om is. Garantie is alleen handig voor het bewijs. Als er binnen de garantietermijn iets gebeurt, zal de verkoper de auto meestal zonder morren repareren. Maar dat wil dus niet zeggen dat je geen rechten meer hebt als de garantietermijn om is. Gelukkig kun je altijd terugvallen op de wet.

 

Onderzoeksplicht en mededelingsplicht: Max en zijn vader hebben onderzoek gedaan naar de auto. Ze hebben een proefrit gemaakt en vragen gesteld aan de verkoper. De verkoper heeft niets verteld van de gebreken. Max mag ervan uitgaan dat de verkoper de auto goed heeft nagekeken voor hij hem te koop zette en dus op de hoogte was van de problemen. Mocht dit niet zo zijn, dan kan Max zich op het standpunt stellen dat de verkoper van de problemen op de hoogte had moeten zijn.

 

Conform of niet conform (verborgen gebreken)? Hier wordt het wat lastiger. De vraag is wat Max mocht verwachten van de aankoop. Hij heeft bij een garagebedrijf een dertien jaar oude dieselauto gekocht voor € 5.000,- met een kilometerstand van 223.690. Zijn verwachtingen mogen niet al te hoog zijn, dit gelet op de leeftijd van de auto en de kilometerstand. Aan de andere kant geeft de garage in de advertentie aan dat de auto in zeer goede staat verkeert en altijd netjes is onderhouden. Ook bij doorvragen is niets gemeld over de problemen. En een bedrag van € 5.000,- is ook weer niet niks, zeker voor een diesel.

 

We adviseren Max actie tegen de garage te ondernemen. Namens Max sturen we een brief, waarin we de garage nog een keer de kans geven de problemen met de auto binnen vier weken op te lossen. Max heeft slechte ervaringen met de garage en wil liever van hen af. Maar volgens de wet moet de verkoper de kans krijgen om de overeenkomst goed uit te voeren. De garage laat weten dat ze hier niet aan meewerken. Ze ‘zijn wel klaar met deze zaak’. Max heeft nu twee mogelijkheden:

  1. hij kan de auto laten repareren en de kosten terugvorderen van de garage waar hij de auto heeft gekocht. Als deze de kosten niet betaalt, zal Max naar de rechter moeten stappen om zijn geld te krijgen;
  2. Max kan de koopovereenkomst ontbinden. Dat betekent dat hij de auto terugbrengt en zijn geld terugkrijgt.

 

Hij kiest voor het laatste. Namens Max ontbinden we de koopovereenkomst. Hij krijgt zijn geld terug en levert de auto in. Nu kan hij op zoek naar een andere Golf, hopelijk een die minder kuren heeft.

 

Heb jij ook een probleem met een auto? Bel ons dan op telefoonnummer 058-212 14 64. Wat je het beste kunt doen doen hangt af van jouw persoonlijk situatie. We kijken hier samen met jou naar en je krijgt een eerlijk advies van ons.