Category : Blog

Blog Sub Title

Category Archives: Blog

Coronavirus en werk

We kunnen er niet omheen: het coronavirus waart sinds donderdag 27 februari 2020 rond in Nederland. Nog geen week later is het virus ook in Friesland opgedoken. Als het op de werksituatie aankomt kan dit veel vragen geven. Bijvoorbeeld: moet een werkgever maatregelen nemen? En heb je recht op loon als je in quarantaine zit? In dit artikel beantwoorden we de meest gestelde vragen over werk en corona. 

Wat moet een werkgever doen? 

Een werkgever moet volgens de wet zorgen voor een veilige en gezonde werkomgeving. Het is daarom verstandig om de risico’s in kaart te brengen die het coronavirus kan hebben. Mochten er maatregelen nodig zijn, neem die dan. Je kunt hierbij sowieso denken aan het geven van goede voorlichting om de kans op besmetting zo klein mogelijk te maken. Beschrijf de symptomen en breng de hygiënemaatregelen van het RIVM onder de aandacht. En zorg bijvoorbeeld voor voldoende zeep en wegwerphanddoeken. Ook voor werknemers die voor hun werk in een risicogebied zijn moet een werkgever maatregelen treffen om te voorkomen dat ze besmet raken. Probeer de medewerkers terug naar Nederland te halen als dat kan. 

Zit je in een branche waarin je regelmatig medewerkers naar het buitenland stuurt, bijvoorbeeld internationaal transport, wees dan voorzichtig en kijk naar het advies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken Voor de gebieden die op de kaart met rood zijn aangegeven geldt een negatief reisadvies. Daar kun je dus geen medewerkers naartoe sturen. Naar de oranje gebieden mogen alleen noodzakelijke reizen worden gemaakt. Het zal dan van het soort transport en je bedrijfssituatie afhangen of je hier nog medewerkers naartoe kunt sturen. Gaat het om een lading meubelen of om medische hulpmiddelen? En wat voor maatregelen kun je treffen om te voorkomen dat je medewerker ter plaatse besmet raakt? Wat zijn de financiële gevolgen voor je bedrijf als het transport niet doorgaat? Dit soort vragen spelen een belangrijke rol bij de afweging die je moet maken en of je een medewerker kunt verplichten zich in besmet gebied te begeven. Weigert een medewerker ten onrechte ergens naartoe te gaan, dan is er sprake van werkweigering en kan de loonbetaling worden stopgezet. 

Het bedrijf dat elk jaar de bloemen levert voor de paastoespraak van de Paus (‘Urbi et orbi’) heeft in ieder geval besloten niet naar Italië af te reizen. Ondanks een jaar voorbereiding willen ze geen gezondheidsrisico’s nemen richting hun team en de organisatie. Een verstandig maar moeilijk besluit lijkt ons, dat ongetwijfeld grote financiële gevolgen zal hebben. 

Doorbetaling loon & coronavirus

Nu ons land is getroffen door het coronavirus kan een medewerker verschillende redenen hebben om niet op zijn werk te komen:

  1.  de medewerker is ziek
  2. de medewerker zit in quarantaine maar is niet ziek
  3. de medewerker blijft op advies van het RIVM thuis (situatie in Brabant)
  4. de medewerker moet zorgen voor zieke kinderen of familieleden
  5. de medewerker moet zijn kinderen ophalen omdat de school of crèche sluit
  6. de medewerker is bang dat hij door collega’s wordt besmet
  7. de medewerker werkt thuis

Als het goed is, kennen we allemaal de uitspraak ‘Geen werk, geen loon’. Maar in welke gevallen moet het loon bij het coronavirus worden doorbetaald? 

De medewerker is ziek

Als de medewerker ziek is geworden door het coronavirus, gelden de normale regels bij ziekte. Het loon moet worden doorbetaald op dezelfde manier als bij een andere ziekte. 

De medewerker zit in quarantaine maar is niet ziek

Als de medewerker in quarantaine zit en kan thuiswerken is er niets aan de hand. Er wordt dan gewoon gewerkt, waarvoor ook loon wordt betaald.

De situatie ligt anders als het werk zich niet leent voor thuiswerken, bijvoorbeeld bij schoonmakers of bouwvakkers. We kunnen dan twee gevallen onderscheiden: (I) de medewerker heeft gereisd voor zijn werk (II) de medewerker heeft gereisd voor vakantie. 

I De medewerker heeft gereisd voor werk

Als de medewerker heeft gereisd voor zijn werk en op die manier mogelijk met het coronavirus in aanraking is gekomen, moet het loon worden doorbetaald. 

II De medewerker heeft gereisd voor vakantie

Als de medewerker heeft gereisd voor vakantie kán het anders liggen. Dit hangt af van de omstandigheden. Als de medewerker bijvoorbeeld op vakantie is gegaan naar een gebied met een negatief reisadvies, dan kan de werkgever zich op het standpunt stellen dat het loon niet wordt doorbetaald. Dit geldt te meer als dit van tevoren met de medewerker is besproken, waarbij is aangegeven dat het risico bij de medewerker ligt. 

De medewerker blijft op advies van het RIVM thuis (situatie in Brabant)

In deze situatie moet het loon worden doorbetaald. De medewerker is immers thuis op dringend advies van onze overheid. Dat hij niet aan het werk is, is geen omstandigheid die voor rekening van de medewerker hoort te komen. 

De medewerker moet zorgen voor zieke kinderen of familieleden

Als de medewerker moet zorgen voor zieke kinderen of familieleden, gelden de gewone regels die de werkgever daarvoor heeft. 

De medewerker moet zijn kinderen ophalen omdat de school of crèche sluit

Als de school of crèche sluit in verband met het coronavirus en de medewerker heeft geen oppas, moet het loon worden doorbetaald totdat de medewerker een oplossing heeft gevonden. Deze doorbetalingsverplichting is van korte duur, denk aan een of maximaal twee dagen. Daarna zal de medewerker in overleg met de werkgever onbetaald verlof of vakantiedagen moeten opnemen. 

De medewerker is bang dat hij door collega’s wordt besmet

Er is op dit moment bij de meeste werkgevers nog geen reden om bang te zijn dat je door collega’s wordt besmet. Als een medewerker om deze reden thuis wil blijven, hoeft het loon niet doorbetaald te worden. Natuurlijk is het altijd beter dat de medewerker en de werkgever in overleg gaan om te bekijken hoe de angst kan worden weggenomen en of thuiswerken bijvoorbeeld een optie is. 

De medewerker werkt thuis

Als de medewerker thuis werkt, moet gewoon loon worden betaald. Er wordt dan immers arbeid verricht. 

Thuiswerken verplicht? 

In de media wordt veel gesproken over thuiswerken. Natuurlijk leent niet elk beroep zich hiervoor, maar als thuiswerken wel mogelijk is geldt het volgende. Thuiswerken kan door de werkgever niet verplicht worden gesteld puur en alleen uit voorzorg. Dit kan alleen als er sprake is van een concrete besmetting binnen het bedrijf. Er is ook geen recht om thuis te werken. Als er geen dringend advies van de overheid ligt om thuis te blijven, zoals nu in Brabant het geval is, dan kan thuiswerken alleen in overleg tussen werkgever en werknemer. 

Werktijdverkorting

Het coronavirus begint zo langzamerhand behoorlijk wat impact te krijgen. Er vallen momenteel bijvoorbeeld al harde klappen in de hotelbranche Hiervoor is geen compensatie of schadevergoeding van de overheid mogelijk, dit valt onder het ondernemersrisico. Wel heeft de overheid de regeling voor werktijdverkorting opengesteld voor bedrijven die te lijden hebben onder het coronavirus.  

Er kan een vergunning voor werktijdverkorting worden aangevraagd bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid als je kunt bewijzen dat voor een periode van minimaal twee tot maximaal 24 kalenderweken minstens 20% minder werk aanwezig is. Een vergunning heeft een duur van maximaal zes weken en kan worden verlengd tot maximaal 24 weken. Werktijdverkorting geldt niet voor uitzendkrachten of oproepkrachten met een nulurencontract, alleen voor werknemers waarvoor er een loondoorbetalingsverplichting is. Meer informatie over de werktijdverkorting vind je hier.

Conclusie

Het coronavirus is een uitzonderlijke situatie. Het is logisch dat de schrik er goed in zit, zowel bij werkgevers als werknemers. Mijn belangrijkste advies is daarom misschien wel: blijf communiceren. In onderling overleg is veel mogelijk. Zo blijft de verstandhouding op de werkvloer goed, ook als het coronavirus straks weer voorbij is. 

 

Deze tekst geldt voor algemene situaties. Er is geen rekening gehouden met eventuele aanvullende regels die zijn vastgelegd in cao’s of bijvoorbeeld de specifieke regels die gelden voor zorgpersoneel. Voor meer informatie over uw specifieke situatie kunt u het beste contact met ons opnemen op telefoonnummer 058-212 14 64.

 

Na ruilverkaveling geen beroep meer op verjaring

Landjepik

 Ruilverkaveling is een bekend begrip. Veel boeren hebben hier al eens mee te maken gehad. In mijn praktijk kom ik nogal eens zaken tegen waaruit blijkt dat de gevolgen van een ruilverkaveling soms jaren later nog voelbaar zijn. Zo ook in het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Boer Jan maakt sinds 1995 gebruik van een strook grond die op dat moment in eigendom was van gemeente Bredeland. Hij heeft, zo zegt hij zelf, de strook grond in bezit genomen. In 2017 vond er een ruilverkaveling plaats waarbij de strook grond (opnieuw) is toebedeeld aan gemeente Bredeland. Boer Jan zei in 2019 tegen gemeente Bredeland dat hij al in 2015 eigenaar was geworden van deze strook grond door verjaring van 20 jaren. Gemeente Bredeland was het hier niet mee eens. Hoe zit het nu precies?

Toedelingsakte zorgt voor geheel nieuwe situatie

Een ruilverkavelingsprocedure eindigt in een toedelingsakte. Door deze toedelingsakte ontstaat een nieuw eigendomsrecht op de bij de ruilverkaveling betrokken percelen. Er is zogezegd sprake van “originaire eigendomsverkrijging”. Dit houdt in dat er een nieuw recht wordt verkregen dat niet wordt ontleend aan de voorganger. Er ontstaat een geheel nieuwe eigendomssituatie, zelfs als de voormalige en nieuwe eigenaar dezelfde zijn.

Geen beroep meer op verjaring

De toedelingsakte heeft als juridisch gevolg dat een verjaring geen betekenis meer heeft. Dit geldt zowel voor een verjaringstermijn die is voltooid op het moment van inschrijving van de toedelingsakte als een verjaringstermijn die is aangevangen vóór de inschrijving van de akte. Kort gezegd: er kan geen beroep meer worden gedaan op een verjaring. De toedelingsakte heeft tot gevolg dat er alleen sprake kan zijn van een verjaringstermijn die is aangevangen op de datum dat de toedelingsakte is ingeschreven. Pas 10 jaar (verkrijgende verjaring bij te goeder trouw) of 20 jaar (bevrijdende verjaring) na de datum waarop de toedelingsakte door de notaris is ingeschreven in het Kadaster kan er dus voor het eerst sprake zijn van verjaring.

Conclusie

In dit voorbeeld is daarom helaas de verjaringstermijn van 20 jaar – in 2015 al voltooid – niks meer waard doordat Boer Jan zich in 2015 niet op de voltooide verjaring heeft beroepen. De inschrijving van de toedelingsakte van de ruilverkaveling in 2017 ervoor heeft gezorgd dat de verjaringstermijnen eindigen en opnieuw zijn gaan lopen. Gemeente Bredeland is nog steeds eigenaar van de strook grond en Boer Jan komt van een koude kermis thuis.

 

Deze column verscheen eerder (in iets andere bewoordingen) in de papieren uitgave van landbouwvakblad Veldpost. Meer informatie over Veldpost vind je hier.

Wanneer heb ik een datalek?

Bij een orthodontist in Drachten kon je live een kijkje nemen in de behandelkamers doordat de anti-diefstalcamera’s niet goed waren beveiligd. Volgens de systeembeheerder van de orthodontiepraktijk is er niet veel aan de hand: maar weinig mensen hebben de beelden gezien en er zijn geen klachten ontvangen. Maar klopt dat eigenlijk wel? Mijn ‘datalek-detector’ gaat direct af als ik zo’n verhaal lees. Zijn er persoonsgegevens gelekt? En is er in zo’n geval niet een meldplicht bij de Autoriteit Persoonsgegevens?

Wanneer heb ik een datalek?

Er is sprake van een datalek als er een beveiligingsincident heeft plaatsgevonden waarbij persoonsgegevens verloren zijn gegaan ofwel onrechtmatige verwerking van die persoonsgegevens niet is uit te sluiten.

In het geval van de orthodontist was er niet alleen sprake van een dreiging, maar hebben onbevoegden (journalisten in dit geval) daadwerkelijk toegang tot de gegevens gekregen. Onrechtmatige verwerking is dan ook niet uit te sluiten. Maar is er ook sprake van een persoonsgegeven? De journalisten hebben immers alleen met de camerabeelden mee kunnen kijken. En zonder persoonsgegeven geen datalek.

Persoonsgegevens

De AVG geeft in artikel 4.1 met een lastige definitie aan wat wordt bedoeld met persoonsgegevens. Het komt er op kort samengevat op neer dat een persoonsgegeven een gegeven is aan de hand waarvan een persoon kan worden geïdentificeerd.  Een persoon kan worden geïdentificeerd als degene die het persoonsgegeven gebruikt de persoon kan identificeren zonder een bijzondere inspanning te leveren. Hierbij speelt de context een rol. Zo kan een persoon ook worden geïdentificeerd aan de hand van algemene informatie zoals een postcode als dit wordt gecombineerd met andere informatie. Van een persoonsgegeven is dan ook al snel sprake.

En hoe zit het met beeldmateriaal, zoals in de kwestie van de orthodontist? Zodra mensen herkenbaar in beeld komen, is beeldmateriaal volgens de hiervoor besproken definitie een persoonsgegeven.

Blijft over de vraag of onrechtmatige verwerking van die persoonsgegevens redelijkerwijs is uit te sluiten. In dat geval is er geen datalek en kan melding achterwege blijven.

Onrechtmatige verwerking redelijkerwijs niet uit te sluiten

Dit is slechts het geval als je nagenoeg zeker weet dat een derde geen onbevoegde toegang heeft gehad tot de persoonsgegevens, bijvoorbeeld omdat ze goed versleuteld waren. Bij de beoordeling van deze vraag moet je je wel te realiseren dat iemand die een beetje handig is de versleuteling misschien eenvoudig kan kraken en zo alsnog bij de gegevens kan komen.

Een ander voorbeeld van een gebeurtenis die niet onder meldplicht valt is de situatie waarbij een brief met daarin persoonsgegevens naar een foutief adres wordt gestuurd maar ongeopend retour wordt gezonden. Je begrijpt al wel dat onrechtmatige verwerking niet snel redelijkerwijs is uit te sluiten.

Datalek?

Terug naar het voorbeeld. Journalisten hebben toegang gehad tot camerabeelden. Op deze beelden waren personen herkenbaar in beeld. De beelden waren niet versleuteld. Zodoende is er sprake van een beveiligingsincident waarbij onrechtmatige verwerking redelijkerwijs niet is uit te sluiten. We kunnen dus vaststellen dat er sprake is van een datalek. Maar wat nu? Moet de orthodontist ook melden?

Melden of niet

Of een datalek wel of niet gemeld moet worden hangt af van de waarschijnlijkheid en de mogelijke ernst van het datalek voor de betrokken personen. Er moet worden gemeld als de persoonsgegevens van gevoelige aard zijn of de aard en omvang van de inbreuk leiden tot (een aanzienlijke kans op) ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens.

Bij persoonsgegevens van gevoelige aard moet je denken aan bijzondere persoonsgegevens (gegevens over godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven, lidmaatschap van een vakvereniging of strafrechtelijke gegevens), gegevens over de financiële of economische situatie van de betrokkene, gegevens die kunnen leiden tot stigmatisering of uitsluiting (denk aan gegevens over prestaties op school of op het werk), gebruikersnamen, wachtwoorden en andere inloggegevens en gegevens die kunnen worden gebruikt voor (identiteits)fraude. Denk in dit laatste geval aan biometrische gegevens, kopieën van identiteitsbewijzen en het burgerservicenummer.

Ook moet je melden als de aard en omvang van de inbreuk zodanig zijn dat dit kan leiden tot (een aanzienlijke kans op) ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevns. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als er in één keer heel veel persoonsgegevens zijn gelekt (zoals een volledig klantenbestand).

Doet een van deze gevallen zich voor dan moet je hiervan melding maken bij de Autoriteit Persoonsgegevens binnen 72 uur na ontdekking.

Als het datalek een hoog risico oplevert is het daarnaast ook verplicht melding te doen aan de betrokkenen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gebruik van de gegevens door onbevoegden financiële consequenties zal hebben of kan leiden tot (identiteits)fraude. Je moet de betrokkene dan informeren over het datalek. Ook moet je de betrokkene informeren over de mogelijke risico’s en wat zij daartegen kunnen doen. Het advies kan zijn ze hun rekening moeten blokkeren of een gebruikersnaam/wachtwoord moeten wijzigen..

Terug naar de orthodontist

In het geval van de orthodontist ben ik het met de systeembeheerder eens dat het in dit geval wel meevalt. Er lijkt geen sprake te zijn van persoonsgegevens van gevoelige aard. Ook zullen de beelden niet direct leiden tot (een aanzienlijke kans op) ernstige nadelige gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens. Uiteraard is dit wel afhankelijk van wat er op de camerabeelden te zien is geweest maar je zult het met me eens zijn als ik zeg dat een normaal bezoek aan de orthodontist niet direct tot stigmatisering of uitsluiting zal leiden. Een melding kan in zo’n geval achterwege blijven. Natuurlijk moet de orthodontist het datalek wel verhelpen. Zo zal externe toegang door onbevoegden onmogelijk moeten worden gemaakt. Ook moet het datalek worden opgenomen in een datalekregister. Dit laatste is ook verplicht wanneer je het datalek niet meldt aan de Autoriteit Persoonsgegevens!

En bij twijfel? 

Of je wel of niet melding doet aan de Autoriteit Persoonsgegevens is een afweging die je zelf moet maken. Dit is niet altijd makkelijk. Bij twijfel (of in geval van tijdnood) kun je er voor kiezen in ieder geval een pro forma-melding te doen. Als uit nader onderzoek blijkt dat er toch niet gemeld hoeft te worden, dan kan de melding worden ingetrokken. En mocht je hulp nodig hebben: wij staan je graag bij met raad en daad.

Welke prijs geldt: prijskaartje of kassa?

In Frankrijk moet de politie ingrijpen bij chaotische toestanden in een supermarkt. Er is een storing, waardoor de elektronische prijskaartjes verkeerde bedragen laten zien. Zo kost een tv van € 440,- nu soms maar € 30,-. Boze klanten willen de tv’s voor die lage bedragen afrekenen, maar de caissières weigeren. Zij vinden dat de klanten kunnen weten dat de getoonde prijzen niet kloppen en dat daarom de gewone prijs geldt. Wie heeft gelijk?

De supermarkt mag zich gelukkig prijzen met haar slimme caissières, want zij hebben gelijk! In principe mag je er vanuit gaan dat de prijs op het prijskaartje klopt. Maar als je redelijkerwijs kunt weten dat de prijs niet juist kan zijn, dan kan de winkelier de hogere prijs vragen. De winkelier heeft dan een ‘kennelijke vergissing’ gemaakt. Bijvoorbeeld als de prijs duidelijk veel te laag is, zoals bij de supermarkt in Frankrijk het geval is. De klanten kunnen weten dat een tv die normaal meer dan € 400,- kost, nu niet ineens voor € 30,- verkocht wordt.

Voorbeeld

Het kan dus anders liggen als het prijsverschil kleiner is. Als niet duidelijk is dat de prijs niet kan kloppen, dan moet de winkelier het artikel aan je verkopen voor de lagere prijs. Stel dat je op zoek bent naar een leren tas voor je laptop. Op internet heb je gezien dat deze tassen rond de € 70,- tot € 80,- kosten. Bij de M-Markt vind je een vergelijkbare tas, op het prijskaartje staat € 57,95. Bingo, denk je. Deze tas is voor mij. Maar als je bij de kassa komt, zegt het kassameisje: ‘Dat is dan € 69,95.’. Wat nu?

Het hoeft je in dit geval niet duidelijk te zijn dat de prijs niet kan kloppen, daarvoor is het verschil te klein. Je kunt dus voet bij stuk houden en aangeven dat je de tas voor € 57,95 wilt hebben.

Maar terwijl je in discussie bent met het kassameisje, wordt achter jou de rij steeds langer. Om van het gezeur af te zijn besluit je om de tas toch maar voor € 69,95 te kopen. Als je dit doet, kun je later niet meer klagen over de prijs. De koop is al tot stand gekomen en reclameren over de prijs is niet langer mogelijk.

Aankopen via internet

Voor aankopen via internet geldt hetzelfde als voor aankopen in een winkel. De prijs geldt die je op de site ziet en waarvoor je een bestelbevestiging ontvangt, tenzij je kunt begrijpen dat die prijs niet kan kloppen. Bijvoorbeeld omdat deze veel te laag is. Besluit je het artikel toch voor de hogere prijs te kopen, dan kun je bij aankopen via internet hier nog wel onderuit. Je hebt namelijk een herroepingsrecht: binnen veertien dagen na ontvangst kun je laten weten dat je het artikel wilt terugsturen. Vervolgens heb je nog eens 14 dagen de tijd om dat daadwerkelijk te doen. Het herroepingsrecht wordt ook wel het retourrecht genoemd.

Conclusie

Als de prijs bij de kassa hoger is dan de prijs op het prijskaartje, dan is de hoofdregel dat de prijs op het prijskaartje geldt. Dit gaat niet op als je redelijkerwijs kunt weten dat de lagere prijs niet kan kloppen. Kortom: als iets te mooi lijkt om waar te zijn, dan is het dat vaak ook.

Loon mag worden verrekend met Whatsapp-tijd

De medewerker in deze uitspraak verstuurt in een half jaar tijd minimaal 1.255 amoureuze Whatsappjes naar diverse dames. Nu mag hij dat natuurlijk gerust doen, in zijn eigen tijd en met zijn eigen telefoon. Maar onze Romeo doet het onder werktijd met een telefoon die hij van de werkgever ter beschikking heeft gekregen.

Na een dienstverband van meer dan zeven jaar vertrekt Romeo in augustus 2015. Hij heeft op dat moment nog 214,2 verlofuren staan, dat zijn meer dan vijf weken niet-opgenomen verlof! De werkgever van Romeo noem ik voor het gemak even Dachthetniet B.V. Romeo spreekt met Dachthetniet B.V. af dat de verlofuren worden uitbetaald en wel in drie termijnen. Het uurloon van Romeo is € 23,73, dus het gaat om een bedrag van meer dan € 5.000,-. Maar Dachthetniet B.V. ontdekt de appjes die Romeo heeft verstuurd en denkt: ‘Ik ben gekke Henkie niet! Al die tijd die Romeo heeft zitten appen, is hij niet voor ons aan het werk geweest.’. Daarom betalen ze Romeo niet.

Rechtszaak

Romeo is het wachten op zijn geld beu. Hij begint een rechtszaak waarin hij betaling van de verlofuren eist. Dachthetniet B.V. voert als verweer dat Romeo loon heeft ontvangen voor tijd die hij niet heeft gewerkt omdat hij zat te appen. Romeo was volgens Dachthetniet B.V. volledig in de wolken en in vervoering geraakt toen hij de berichten verstuurde. Daarom gaan ze uit van vijf minuten per bericht. Ze komen op 2.105 appjes. Het loonbedrag dat hieraan gelijk staat willen ze verrekenen met de vordering van Romeo. Die vervalt dan volledig.

Oordeel rechter

De rechter is het met Dachthetniet B.V. eens dat geen loon hoeft te worden betaald over de tijd die Romeo heeft besteed aan het appen. Geen arbeid, geen loon. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de oorzaak van het niet kunnen werken voor rekening van de werkgever behoort te komen. Van deze uitzondering is volgens de rechter in dit geval geen sprake. Het versturen van de appjes komt voor rekening van Romeo omdat daarvoor geen noodzaak bestond en Dachthetniet B.V. er niet van de op de hoogte was en ook niet mee heeft ingestemd.

Daar komt nog bij dat in de ‘Bedrijfseigen regeling’ van Dachthetniet B.V. uitdrukkelijk staat: ‘Incidenteel en beperkt gebruik voor persoonlijke doeleinden van de elektronische communicatie-middelen is toegestaan.’ Dit is niet de manier waarop Romeo de telefoon heeft gebruikt. Hij heeft dus gehandeld in strijd met de regeling van Dachthetniet B.V.

Vaststelling schade

Nu moet worden bepaald hoeveel loon ten onrechte is betaald en dus mag worden verrekend. Dachthetniet B.V. stelt dat er 2.105 appjes zijn verstuurd. Romeo ontkent dit. Omdat niet meer precies kan worden achterhaald hoeveel appjes het nu zijn, gaat de rechter uit van 1.255. Dit is het aantal appjes dat in ieder geval is verstuurd. Romeo geeft dit ook toe.

Hoeveel tijd Romeo aan de appjes heeft besteed is niet duidelijk. Daarom maakt de rechter een schatting. Dit mag de rechter doen volgens artikel 97 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, waarin staat: ‘De rechter begroot de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.’. Hij gaat uit van twee a drie minuten per appje en komt op een schadebedrag van € 1.500,- bruto. Dit mag worden verrekend met de verlofuren die nog moeten worden betaald.

Voor arbeidsrechtadvocaten is dit een interessante uitspraak: tijd die besteed is aan het versturen van appjes mag worden verrekend. Maar Dachthetniet B.V. is in deze uitspraak financieel slecht af. Omdat Dachthetniet B.V. te laat betaald heeft, veroordeelt de rechter haar tot de wettelijke verhoging van € 358,29, de buitengerechtelijke incassokosten van € 584,79 en de proceskosten van Romeo van € 722,99. In totaal dus een bedrag van € 1.666,07, meer dan het bedrag dat ze mogen verrekenen. En daar komt de wettelijke rente dan nog bij. Laat het voor Dachthetniet B.V. een schrale troost zijn dat ik als arbeidsrechtadvocaat in ieder geval blij ben met dit vonnis.

Deze blog gaat niet over een populair onderwerp

Niet populair, maar wel noodzakelijk om onder uw aandacht te brengen.

Het is een onderwerp dat veel te weinig door adviseurs besproken wordt met ondernemers:  wat gebeurt er met uw bedrijf als u komt te overlijden? Een onverwachte situatie waarvan je hoopt voor jezelf, je gezin en je bedrijf dat het niet voorkomt, maar wij hebben het al een aantal keren zien gebeuren.

De problemen

De partner blijft achter, vaak met kinderen. Zij zitten vervolgens naast een emotioneel rouwproces met de verantwoordelijkheid voor uw bedrijf en de werknemers. Daarbij speelt ook nog eens dat redelijk snel successierechten betaald moeten worden over uw vermogen. Van uw bedrijf en stenen in onroerende zaken kan de belastingdienst door uw erfgenamen echter niet betaald worden. Dat geld zit immers ‘vast’. Wie moet er daarnaast leiding gaan geven aan uw onderneming en in overleg met uw erfgenamen de juiste dingen met uw bedrijven gaan doen ?

Verantwoordelijkheid van de ondernemer

U bent als ondernemer verantwoordelijk voor uw gezin, uw bedrijf en uw werknemers. Zowel bij leven als bij een eventueel onverwacht overlijden. Jammer genoeg staan maar weinig ondernemers hierbij stil. Ik heb ook wel eens de indruk dat mensen wat huiverig zijn om deze dingen te regelen, omdat ze dan op een of andere manier bang zijn dat ze het onheil over zichzelf afroepen. Onzin natuurlijk, maar de beslissing om hier geen goede voorbereidingen voor te treffen is een verantwoordelijkheid waarop ik u als ondernemer graag wil wijzen.

Binnen ons kantoor hebben wij een team bestaande uit Tanja Heslinga (die notarieel geschoold is maar de keuze heeft gemaakt voor de dynamiek van de advocatuur) en mijzelf. Wij zijn deskundig op het gebied van erfrecht, ondernemingsrecht en de combinatie van die twee. Mocht u geprikkeld worden door deze blog met een hoogst impopulair onderwerp, dan nodigen wij u als ondernemer van harte uit om met ons in gesprek te komen om gezamenlijk een plan op te stellen.

Als u nu de juiste beslissingen neemt, kan dit veel voordelen opleveren. Bovendien kunnen wij u op voorhand verzekeren dat met name uw partner/echtgenoot en uw werknemers u dankbaar zullen zijn als u hier op tijd aandacht aan besteedt.

Zes tips voor het geven en vragen van referenties

Stel dat je wordt gebeld over Pieter, die bij jullie heeft gewerkt. Pieter heeft gesolliciteerd bij een ander bedrijf en daar willen ze nu graag weten wat voor vlees ze in de kuip hebben. Wat kun je zeggen en wat niet? In dit artikel vind je zes tips voor het geven en vragen van referenties.

Tip 1

Neem van tevoren contact op met je werkgever als je een referentie wilt vragen. Je kunt dan afspraken maken over de persoon die de referentie geeft en welke informatie wordt verstrekt. Zo kun je bijvoorbeeld aangeven dat je niet wilt dat bepaalde negatieve punten besproken worden. Maak duidelijke afspraken, liefst schriftelijk of per mail, dan komen jij en je werkgever niet voor verrassingen te staan.

Tip 2

Controleer of de ex-werknemer daadwerkelijk toestemming heeft gegeven voor het opvragen van referenties. Het gebeurt nog steeds dat potentiële werkgevers op eigen houtje contact opnemen met vorige werkgevers. Maar als de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven, dan (1) kun je aansprakelijk zijn voor de schade van de ex-werknemer en (2) handel je in strijd met de privacywetgeving van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Tip 3

Het geven van een referentie is niet verplicht. Als je geen volledig beeld van de ex-werknemer kunt schetsen, geef dan geen referentie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de ex-werknemer aangeeft dat bepaalde negatieve informatie niet mag worden verstrekt. Je moet namelijk wel een correct beeld van de ex-werknemer schetsen. Als je de nieuwe werkgever noodzakelijke informatie onthoudt, dan kan er sprake zijn van onzorgvuldig handelen en dat kan weer leiden tot aansprakelijkheid voor de schade van de nieuwe werkgever.

Tip 4

In de meeste gevallen zal het geven van een referentie niet tot problemen leiden. Je kunt met een gerust hart informatie verstrekken, zolang die van belang is voor het functioneren van de ex-werknemer bij de nieuwe werkgever. Ook negatieve informatie. Houd bij de beoordeling of iets relevante informatie is de volgende punten in je achterhoofd:

  • wat voor vragen stelt de nieuwe werkgever
  • hoe ernstig is het gedrag van de ex-werknemer
  • wat is de aard van de functie
  • spelen belangen van derden een rol (denk aan leerlingen als het om een leerkracht gaat)
  • hoeveel tijd is er verstreken na de negatieve gebeurtenissen
  • heeft de werknemer zijn gedrag verbeterd

Tip 5

Het kan gebeuren dat informatie wordt gevraagd over iets wat je niet zeker weet, bijvoorbeeld een situatie die zich bij een vorige werkgever heeft voorgedaan. Als je twijfelt of bepaalde informatie juist is, geef dan expliciet aan dat je het niet zeker weet.

Het geven van onjuiste informatie kan namelijk onrechtmatig zijn. Je kunt dan aansprakelijk zijn voor de schade, maar hiervan is in rechterlijke uitspraken niet snel sprake. Het komt erop neer dat je bepaalde informatie niet mag verstrekken als je weet of hoort te weten dat deze informatie onjuist is.

Tip 6

Als je toestemming geeft om referenties op te vragen dan moet je een terugkoppeling krijgen van degene die de referenties heeft opgevraagd. Krijg je die niet, vraag er dan om zodat je weet welke informatie over jou is verstrekt.

Tot zover mijn tips.

Als je geïnteresseerd bent in dit onderwerp, dan kun je deze uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden er nog eens op nalezen. Hierin legt het Hof mooi uit waarom een leraar Duits geen recht heeft op schadevergoeding van onderwijsgroep O2G2 wegens het geven van (in zijn ogen) onjuiste referenties.

De leraar had niet in zijn cv vermeld dat hij vóór het O2G2 bij een andere school had gewerkt, waar hij op staande voet was ontslagen. Toen de ouders en leerlingen van O2G2 dit ontdekten, ontstond er onrust. Sommige leerlingen en collega’s voelden zich niet veilig bij de leraar. De leraar solliciteerde elders en gaf aan dat er referenties konden worden ingewonnen bij O2G2, zonder dit van tevoren te overleggen. O2G2 geeft in de referenties onder meer aan dat vrouwelijke collega’s en leerlingen zich onzeker bij de leraar voelen en dat hij is ontslagen bij zijn vorige werkgever, maar dit dienstverband niet op zijn cv heeft gezet. Ook wordt vermeld dat het dienstverband met O2G2 niet voortijdig is beëindigd, dat zich bij O2G2 geen concrete incidenten hebben voorgedaan en dat de leraar goed aanspreekbaar was op de ontstane situatie.

Het Hof vindt dat het O2G2 deze informatie mocht geven. De leraar heeft van tevoren geen overleg gehad over wat wel of niet mocht worden gedeeld. Verder weegt zwaar dat hij gefraudeerd heeft op zijn cv. Er is veel onrust ontstaan op het O2G2 en een school heeft de verantwoordelijkheid leerlingen te beschermen. Verder is vermeld dat er geen concrete incidenten zijn geweest. Al met al is dit voldoende om te oordelen dat de leraar geen recht heeft op schadevergoeding.

Turboliquidatie, eenvoudig je bedrijf stoppen?

(Leestijd: 2 minuten)

Misschien heeft u er wel eens van gehoord, een turboliquidatie. Maar wat is dit nu precies? En wat moet ik allemaal regelen als ik mijn onderneming wil beëindigen met zo’n turboliquidatie? Niet zo veel zou je zeggen, het heet tenslotte een turboliquidatie. Dat is nu nog wel het geval, maar de kans dat dit gaat veranderen is groot. Minister Dekker van Rechtsbescherming is namelijk van plan een wetsvoorstel in te dienen. Het doel van dit wetsvoorstel is misbruik te voorkomen van deze nu nog eenvoudige vorm van bedrijfsbeëindiging.

 Hoe zit het nu?

Wanneer u onder de huidige regels uw bedrijf wilt beëindigen heeft u een aantal mogelijkheden. U kunt bijvoorbeeld kiezen om uw bedrijf te ontbinden. Dit gebeurt door middel van het nemen van een zogenoemd ontbindingsbesluit die de algemene aandeelhoudersvergadering van de nv of bv neemt. Voor zover er nog baten aanwezig zijn in het bedrijf, dan moeten die nog wel worden vereffend.

Heeft uw bedrijf echter geen baten meer, dan houdt het bedrijf op te bestaan zodra het ontbindingsbesluit is genomen. Er hoeft dan geen vereffening van vermogen plaats te vinden, want dat is er immers niet. Dit wordt de turboliquidatie genoemd. Het is nu nog vrij eenvoudig om uw bedrijf op deze manier te beëindigen. Het enige wat er na het ontbindingsbesluit nog moet gebeuren, is het uitschrijven van uw bedrijf bij de Kamer van Koophandel, dit kan ook als er nog schulden zijn. Een en ander vraagt echter wel om de begeleiding van een juridisch specialist.

Hoe zit het straks?

In de loop van 2020 komt minister Dekker met een voorontwerp voor wetswijziging. Als het wetsvoorstel van de minister er uiteindelijk door komt, dan zal er het nodige veranderen voor de nu nog zo eenvoudige turboliquidaties. Met het oog op transparantie voor schuldeisers heeft de minister een aantal maatregelen bedacht die in acht moeten worden genomen als u een turboliquidatie overweegt. Deze maatregelen zijn voor u op een rijtje gezet:

  • het bestuur van het bedrijf moet een slotbalans opstellen en deponeren bij de Kamer van Koophandel;
  • het bestuur moet ook een zogenaamde bestuurdersverklaring afleggen waarin staat wat de reden is dat er geen baten meer zijn;
  • verder moeten de jaarrekeningen van alle voorgaande boekjaren openbaar worden gemaakt.

Volgens de minister is hiermee gewaarborgd dat schuldeisers kennis kunnen nemen van een turboliquidatie en de beschikking krijgen over meer informatie. In de huidige situatie vissen schuldeisers vaak achter het net en zijn zij slecht geïnformeerd. Pas op het moment dat schuldeisers overgaan tot het incasseren van hun facturen, komen ze tot de onaangename ontdekking dat het bedrijf al niet meer bestaat. Er staat dan in het uittreksel uit het Handelsregister van het bedrijf (op te vragen bij de KvK) dat het bedrijf is ontbonden wegens een gebrek aan baten.

Onder de nieuwe situatie zal dit dus anders zijn. Schuldeisers worden beter geïnformeerd en kunnen op basis daarvan beter afwegen of ze in actie willen komen tegen de turboliquidatie. Dit kan door verzet aan te tekenen tegen de turboliquidatie, door het bestuur van het ontbonden bedrijf aansprakelijk te stellen voor mogelijk geleden schade of de turboliquidatie door de rechtbank te laten omzetten in een faillissement.

Conclusie

Waar een turboliquidatie nu nog eenvoudig is, zal dit veranderen als de voorgestelde wet van de minister door de beide Kamers in Den Haag komt. Voor nu dus nog geen zorgen. Maar dat neemt niet weg dat u er in ieder geval verstandig aan doet om uw bedrijf op een juiste manier te beëindigen en de juiste stappen in de voorbereiding daarop te nemen. Dit mede met het oog op uw schuldeisers.

Mocht u overwegen met uw bedrijf te stoppen, dan is het verstandig om contact met mij op te nemen. Ik sta u graag te woord!

Maak altijd een proefrit als je een trekker koopt

Wat de boer niet kent?!

De aanschaf van een nieuwe trekker is een belangrijke beslissing. De trekker is immers letterlijk één van de motoren van het agrarisch bedrijf. Uit de grote verscheidenheid van merken moet de juiste trekker worden gekozen. Blijven we bij het oude merk of stappen we over? Niet alleen de technische mogelijkheden zijn doorslaggevend maar ook het gevoel speelt een grote rol.  Als dan vervolgens de trekker niet aan de verwachtingen voldoet, is de teleurstelling groot.

Vaak kunnen de problemen onder de garantie worden verholpen, maar dit is niet altijd het geval. Partijen komen dan in een (juridische) strijd terecht. De vraag die speelt is of er sprake is van non-conformiteit van de trekker of van een verkeerd verwachtingspatroon van de boer.

Wat is non-conformiteit?

Non-conformiteit houdt in dat de trekker niet de eigenschappen bezit die op grond van de koopovereenkomst mochten worden verwacht en die voor normaal gebruik noodzakelijk zijn.

Bijvoorbeeld: een boer koopt een nieuwe trekker en stapt voor het eerst over op een ander merk. Vanwege zijn jarenlange ervaringen met trekkers maakt hij geen proefrit. Na een half jaar is de boer van mening dat het weggedrag van de trekker niet is wat hij ervan had verwacht. De trekker zou op verharde wegen onbestuurbaar zijn. Ondanks extra uitleg over de trekker en voorstellen van de verkoper om de problemen te verhelpen, ontbindt de boer de koopovereenkomst. Partijen komen er samen niet uit, zodat de rechter moet bepalen of de trekker non-conform is. Deskundigen constateren dat er technisch geen gebreken zijn, maar dat het zwaartepunt van de trekker – in vergelijking met andere merken – anders is gelegen en dat dit een ongunstige invloed op het weggedrag kan hebben. De boer zal hieraan moeten wennen.

De rechter vindt de mening van de boer – dat de trekker niet aan zijn verwachtingen voldoet – onvoldoende om van non-conformiteit te spreken. Hiervoor heeft de rechter de volgende argumenten: er zijn geen gebreken, de boer heeft geen proefrit gemaakt, de verkoper heeft oplossingen aangedragen en de jarenlange ervaring van de boer ziet op andere merken trekkers.

Een nieuwe trekker kopen? Geef dan duidelijk aan welke verwachtingen je hebt en waar je hem voor wilt gebruiken en leg dit vast in de koopovereenkomst.

Misschien is het tijd voor een nieuw spreekwoord: Wat de boer niet kent, rijdt hij niet!

 

Deze column verscheen eerder (in iets andere bewoordingen) in de papieren uitgave van landbouwvakblad Veldpost. Meer informatie over Veldpost vind je hier.

Verandering partneralimentatie in 2020

Per 1 januari 2020 verandert de duur van de partneralimentatie. In dit artikel leg ik in vijf vragen en antwoorden uit wat de gevolgen van deze verandering zijn. 

Vraag 1: waarom verandert de partneralimentatie? 

Er wordt een wet ingevoerd, de Wet herziening partneralimentatie. Deze wet regelt dat de partneralimentatie wijzigt. Hij wordt per 1 januari 2020 van kracht. 

De achterliggende gedachte is dat de partneralimentatie eerlijker, simpeler en korter moet worden. Er is geen maatschappelijk draagvlak meer voor het oude systeem, waarin vaak twaalf jaar partneralimentatie betaald moest worden. In de meeste gevallen is het de man die zijn ex-vrouw nog jaren alimentatie betaalt. Een systeem dat niet meer van deze tijd is gelet op het feit dat mannen en vrouwen tegenwoordig een gelijkwaardige positie hebben. 

Vraag 2: hoe lang moet nu partneralimentatie betaald worden?

Als er kinderen zijn, moet nu maximaal twaalf jaar partneralimentatie worden betaald. Bij een huwelijk zonder kinderen dat vijf jaar of langer heeft geduurd is de duur van de partneralimentatie ook maximaal twaalf jaar. Duurde een huwelijk zonder kinderen korter dan vijf jaar, dan wordt nu alimentatie betaald zo lang als het huwelijk heeft geduurd. 

Vraag 3: wat verandert er met ingang van 1 januari 2020? 

Het uitgangspunt is dat de verplichting om partneralimentatie te betalen wordt verkort tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. 

Hierop zijn drie uitzonderingen: 

  1. er moet maximaal twaalf jaar partneralimentatie worden betaald als er kinderen zijn van jonger dan twaalf jaar (twaalf jaar indien het jongste kind 0 is). De betalingsverplichting eindigt dan op de datum waarop het jongste kind twaalf wordt
  2. er moet partneralimentatie worden betaald tot de pensioendatum van de ontvanger als het huwelijk langer dan vijftien jaar heeft geduurd en de ontvanger binnen tien jaar recht heeft op AOW
  3. er moet maximaal tien jaar partneralimentatie worden betaald als het huwelijk langer dan vijftien jaar heeft geduurd, de ontvanger ouder dan 50 jaar is én meer dan 10 jaar is verwijderd van de AOW-leeftijd (deze uitzondering geldt tot en met 2026). 

Bij een samenloop van uitzonderingen geldt de langste termijn.

Het nieuwe systeem kan er in de praktijk dus op neerkomen dat alsnog twaalf jaar partneralimentatie moet worden betaald, net zoals in het oude systeem. Maar dit is niet meer de hoofdregel maar de uitzondering. 

Verder is er nog een hardheidsclausule. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor schrijnende gevallen, als de verkorting onredelijk slecht uitpakt voor de ontvanger. Je kunt hierbij denken aan een ouder die de zorg voor een meervoudig gehandicapt kind heeft, waardoor hij of zij niet kan terugkeren naar de arbeidsmarkt. In zo’n geval kan de rechter bepalen dat langer partneralimentatie moet worden betaald. 

Vraag 4: wat betekent de verandering als ik nu al partneralimentatie betaal of krijg? 

Als je nu al partneralimentatie betaalt of krijgt, heeft de wet geen gevolgen voor jou. De wet geldt alleen voor de verplichting tot het betalen van partneralimentatie die na 1 januari 2020 voor het eerst wordt afgesproken of waarvoor na 1 januari 2020 een eerste verzoekschrift tot vaststelling partneralimentatie (bij het echtscheidingsverzoek) bij de rechtbank is ingediend. 

 Dit betekent dus dat het nogal een verschil maakt of voor of na 1 januari 2020 alimentatie wordt gevraagd. Er kan zeven jaar recht op partneralimentatie ‘verdampen’ als pas na 1 januari 2020 actie wordt ondernomen. 

Vraag 5: heeft de wet herziening partneralimentatie ook gevolgen voor kinderalimentatie? 

Nee, de wet geldt alleen voor partneralimentatie. 

Mijn tips

Er gaat meer veranderen in 2020. Ten eerste: elk jaar gaat de alimentatie omhoog met de wettelijke indexering. In 2020 is dit 2,5%. Vergeet dit niet. Het is bij partneralimentatie trouwens mogelijk om af te spreken dat de indexering niet wordt betaald. Bij kinderalimentatie kan dit niet, die wordt altijd geïndexeerd. 

Ten tweede: de aftrekpost. Degene die partneralimentatie betaalt, mag dit opvoeren als aftrekpost voor de inkomstenbelasting. De hoogte van deze aftrekpost wordt in vier jaar afgebouwd van 51,95% naar 37,05%. Meer informatie daarover vind je hierOver 2020 is de hoogte van de aftrekpost 46%. Ook dit is iets om rekening mee te houden, want het kan ervoor zorgen dat je minder partneralimentatie kunt betalen. Dat kan dus een wijzigingsgrond opleveren en een reden zijn om de rechter te vragen de hoogte van de partneralimentatie te wijzigen. 

Mijn laatste en belangrijkste tip: bedenk goed wat in jouw situatie verstandig is. 

Als je wilt scheiden en je hebt recht op partneralimentatie, dan is het verstandig om nog voor 1 januari 2020 actie te ondernemen. Maar ben jij juist degene die partneralimentatie moetbetalen dan kun je beter wachten tot na 1 januari 2020. Als je twijfelt over wat de nieuwe wet voor jou betekent, neem dan contact met me op. Ik leg het je graag uit.